- uitblazen
- {{uitblazen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [door blazen naar buiten brengen] blow (out) ⇒ 〈uitademen〉 breathe out2 [doven] blow out3 [ten einde blazen] finish (blowing)♦voorbeelden:1 de laatste adem uitblazen • breathe one's lastII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [op adem komen] take a breather ⇒ catch one's breath♦voorbeelden:1 ik moet even uitblazen • I've got to have a little rest
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.